Verslag van onderzoek naar AND International Publishers N.V. verschenen


De enquêteur heeft met name het handelen van de verschillende betrokken functionarissen en enkele specifieke handelingen in de periode van het einde van de surseance tot de aandeelhoudersvergadering 20 december 2001 onder de loep genomen.

Commissarissen Doornhein en Adriaansen wordt verweten dat zij door per 30 juli 2001 af te treden de situatie in het leven hebben geroepen waarin de raad van commissarissen bestond uit één lid (de heer De Kruif) met een evidente belangenverstrengeling. Zij zijn in gebreke gebleven door hen aan obligatiehouders gedane toezeggingen waar te maken, door kort na de conversie van obligaties in aandelen af te treden. Daarmee hebben zij zonder slag of stoot AND in handen gegeven aan de heer De Kruif en daarmee aan Roosland.

Commissaris De Kruif heeft volgens de enquêteur verzuimd zorg te dragen dat zo spoedig mogelijk zou worden voorzien in ten minste één vacature. De combinatie van diens functies leverde een onaanvaardbare belangenverstrengeling op. De heer De Kruif heeft zich ten aanzien van de overeenkomst tussen Roosland, de vennootschap en de bewindvoerder niet afzijdig gehouden en heeft verzuimd juridisch advies in te winnen anders dan bij de advocaat van Roosland, hetgeen onder de omstandigheden verwacht mocht worden. De heer De Kruif is eveneens in gebreke gebleven tijdig een aandeelhoudersvergadering bijeen te roepen om bestuurders te benoemen. Naar eigen zeggen heeft hij de heer Van Ierlant op 17 september benoemd tot bestuurder. De heer Van Ierlant heeft echter bestreden vanaf 17 september als bestuurder te dienen te worden beschouwd. De enquêteur laat deze vraag verder in het midden, maar merkt de benoeming door de heer De Kruif wel als een schijnbenoeming aan. De enquêteur concludeert dat ook al zou Van Ierlant zijn benoemd op 17 september, dit niet afdeed aan de feitelijke situatie dat De Kruif AND als enige bestuurde.


In de beoordeling van de verschillende emissies aan Roosland wordt allereerst geconstateerd dat de bewindvoerder en Roosland zijn overeengekomen dat Roosland haar belang in AND niet verder zou uitbreiden en dat de uitgifte een ontoelaatbare uitzondering op die overeenkomst was.

Vervolgens stelt de enquêteur dat de tegenprestatie aan Roosland ver boven marktconform lag nu deze 10 % van het totale aandelenkapitaal en 8 % rente betrof.
Hierbij is van belang dat Roosland geen enkel risico liep.

Ten aanzien van de emissie van 375 miljoen aandelen aan Roosland op 5 december 2001 stelt de enquêteur dat het niet AND was die Roosland heeft verzocht om de emissie bij zich te doen plaatsen maar dat dit een initiatief en een beslissing van de Roosland directie is geweest. De heer De Kruif heeft het dringende advies van Euronext dat de emissie van de zelfde soort aandelen in strijd was met het Fondsreglement in de windgeslagen. De heer De Kruif heeft willens en wetens het Fondsreglement overtreden door zonder prospectus, due diligence en sponsor aandelen uit te geven, daarmee AND blootstellend aan sancties van Euronext.

De emissie betrof voorts een afwijking van de overeenkomst tussen Roosland, AND en de bewindvoerder en was in strijd met de regels van corporate governance. Ook lag de emissiekoers 100 % lager dan de gemiddelde beurskoers. De emissie komt volgens de enquêteur neer op een met opzettelijke overtreding van het Fondsreglement gepleegde machtsgreep van Roosland, door de voor de aandeelhouders van AND essentiële bepalingen uit de overeenkomst terzijde te stellen en door misbruik te maken van het door de heer Van Ierlant in de heer De Kruif geplaatste vertrouwen.

De enquêteur plaatst tenslotte serieuze kanttekeningen bij de emissie in augustus 2001 aan Roosland van ruim 53 miljoen aandelen en op 5 december van ruim 47 miljoen aandelen. In beide gevallen is onder meer niet voldaan aan de stortingsplicht terwijl de tweede emissie in feite een beloning voor het plegen van een machtsgreep inhield.